ADVOCAAT-GENERAAL INGRID BERBEN:
“ER HEERST ANGST IN DE SAMENLEVING”

 
 
Wanneer een rechtbank een beter beeld wil krijgen van de psychische gesteldheid van een verdachte, kan deze gedurende zeven weken geobserveerd worden in het Pieter Baan Centrum. Een rapportage van het PBC wordt gezien als een van de belangrijkste rapportages, vertelt advocaat-generaal Ingrid Berben: “Maar hiernaast maak ik ook altijd nog mijn eigen inschatting van de verdachte.”

Wanneer de rechtbank denkt over de opname van een verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis of in een tbs-instelling, schrijft het Wetboek van Strafvordering voor dat een klinische rapportage opgesteld moet worden waarin een oorzakelijk verband wordt gelegd tussen het delict en een psychische stoornis. Meestal gebeurt dat door middel van een ambulante rapportage, maar soms is de aard van het delict zo ernstig of zijn de omstandigheden waaronder het delict plaatsvonden zo bizar, dat diepgravender onderzoek nodig is. Een opname het Pieter Baan Centrum kan dan waardevolle informatie opleveren. Advocaat-generaal Ingrid Berben: “De brede rapportage van het PBC geeft de rechtbank veel aanknopingspunten, niet in de laatste plaats door de koppeling van een gedegen observatie aan een uitgebreide milieurapportage. Die laatste gaat veel verder dan de rapportage van de reclassering. Bovendien is het een voordeel dat verdachten tegenwoordig altijd zeven weken in het PBC blijven, ook als ze niet aan een onderzoek mee willen werken. Vroeger werden onwillige verdachten na een dag of tien naar de penitentiaire inrichting teruggestuurd, ze wisten dat ook. Het is natuurlijk veel eenvoudiger om tien dagen weerstand te bieden dan zeven weken. Maar zelfs over mensen die zeven weken niet meewerken, levert een rapportage veel op: hoe opereren ze bijvoorbeeld in de groep? Je krijgt misschien geen inzicht in de stoornis, maar wel in het gedrag.”

Persoonlijk
Een lastige vraag is natuurlijk om te bepalen hoe zwaar een rapportage van het Pieter Baan Centrum weegt in het bepalen van de strafmaat voor een verdachte. Berben: “De risicotaxatie in het rapport is van groot belang. Hoe groot is de kans op recidive, over wat voor soort recidive heb je het dan precies? Ik vind het prettig om de rapporteurs op de zitting daarover aanvullende vragen te kunnen stellen. Ik had laatst bijvoorbeeld een zaak waarin een jongeman duidelijk psychiatrische problemen had. Inmiddels was hij goed ingesteld op medicatie. Het recidivegevaar schuilde hem erin dat hij, wanneer hij zijn medicijnen niet zou innemen, terug kon vallen in zijn oude gedrag. Op de zitting bleek echter dat het allereerst waarschijnlijk zo’n vaart niet zou lopen en dat bovendien het soort delicten dat hij verwacht werd te gaan plegen, lichte vergrijpen, geen tbs-maatregel verantwoordden. Naast de informatie uit de rapportage en de overige processtukken maak ik ook altijd mijn eigen inschatting van de verdachte. Hoe komt hij op me over tijdens de zitting? Hoe is zijn verhaal? Dat kan soms een reden zijn om van een advies in een rapportage af te wijken. Het blijft mensenwerk.” Overigens valt het Berben op dat verdachten in de loop der jaren duidelijk anders zijn gaan denken over tbs: “Vroeger waren zij sneller geneigd mee te werken aan een behandeling. Tegenwoordig zie je bij velen de angst voor de longstay: zelfs als je verdachten laat inzien dat behandeling goed voor ze zou zijn, durven ze het niet aan uit angst nooit meer de tbs uit te komen.”

Ondenkbaar
Straffen of behandelen? Het is een vraag die in de discussie rond tbs regelmatig terugkeert. Ingrid Berben ziet een duidelijke ontwikkeling in de richting van het eerste. “Toen ik halverwege de jaren negentig zitting nam in de strafkamer in de rechtbank lag het accent duidelijk op behandelen. Als wij een tbs-advies kregen, waren wij geneigd een zo kort mogelijke detentie op te leggen, opdat de behandeling zo spoedig mogelijk kon beginnen. Dus van acht jaar detentie maakten wij bijvoorbeeld vier jaar, onder voorwaarden dat meteen aansluitend behandeling zou plaatsvinden. Dat is tegenwoordig ondenkbaar. Ik vind zelf overigens nog steeds dat een straf nooit alleen vergelding moet zijn. Zeker bij jonge mensen ben ik nog steeds genegen voor behandeling te kiezen.” De maatschappij spreekt zich duidelijk uit voor strenger straffen. Hoe zou dat komen? “Dat is lastig te bepalen. Nederland telt steeds meer inwoners, die steeds meer op zichzelf en hun eigen privacy gericht zijn. Een groeiend aantal mensen staat echter buiten de maatschappij. Vroeger zorgde een dorp nog voor zijn lokale ‘dorpsgek’, tegenwoordig zwerven mensen hulpeloos over straat. De ontwikkelingen in de psychiatrie lijken daarin ook een rol te spelen, het is lastig om mensen gedwongen op te nemen. Misschien is de ernst van de delicten ook toegenomen. Ten slotte spelen de media een belangrijke rol, die zaken groots onder de aandacht brengen. Er heerst angst in de samenleving, dus roepen mensen sneller dat iemand ‘nooit meer buiten de muren mag komen’.”

© Remco van Rijn, 2008


omhoog

Share


Fedja van Cover Jaarbericht 2007 NIFP

opdrachtgever
Nederlands Instituut voor Forensische Psychatrie en Psychologie (NIFP)

datum
juni 2008

Dit interview verscheen in het Jaarbericht 2007
van het NIFP

links
> www.nifp.nl



Meer lezen?
> Overzicht van artikelen
> Boeken en publicaties
> De Supersonische Boem



Creative Commons License
Op alle teksten op deze site is een Creative Commons Licentie van toepassing.